Stichting Verzetsgroep de Liniecrossers
Correspondentieadres:
Brouwerijstraat 20
4845 CN Wagenberg
Een crossing met fatale afloop
Bij toeval kwam ik in 2009 in contact met Martin Hoevenaar, mede- organisator van een herdenkingstocht voor de linecrossers. Mij was toen gevraagd het
verhaal te vertellen over de belevenissen van mijn vader, A.E. Lindo (Lex), gedurende de laatste jaren van de oorlog en waarin hij de laatste fatale crossing met
liniecrosser Aaike van Driel meemaakte.
Alexander Edward Lindo
Hij werkte als jong ingenieur bij de Provinciale Noord Brabantse
Elektriciteits Maatschappij (PNEM). De PNEM had een eigen telefoonnet over
heel Brabant dat ook met andere gelijksoortige netten verbonden kon
worden.
Lex trad begin 1944 toe tot de groep Albrecht, één van de belangrijkste
inlichtingengroepen op militair gebied in Nederland. Van de Zuid-
Nederlandse tak was hij plaatsvervangend leider.
Lex heeft er eind van de zomer 44 voor gezorgd dat dit net ter beschikking
kwam van groep Albrecht en dit werd het “bijzonder apparaat” (BA)
genoemd. Hij verzamelde inlichtingen en gaf ze door aan de geallieerden.
Behalve het gemak van zo’n verbinding kwam die ook heel gelegen in die
periode omdat koerierswerk steeds moeilijker werd, het treinverkeer
nagenoeg stillag en ook het bedienen van zenders steeds gevaarlijker werd
door het mogelijk uitpijlen.
Hoogtepunt van het BA was dat op een gegeven moment rechtstreeks
contact verkregen werd met het Amerikaanse leger toen dat in Maastricht
aankwam. Zo konden alle spionageberichten uit het land via een centraal
punt (Raamsdonkveer, waar mijn vader zat) worden doorgezonden naar de
geallieerden. Na een korte onderbreking van de contacten via deze
verbinding werd het contact weer spoedig hersteld.
Daarvan nu een citaat uit het boek: “Albrecht meldt zich”[1]. Lex Lindo
opereerde onder de naam Charles.
EINDHOVEN BEVRIJD CONTACT HERSTELD.
“Alle berichten hoopten zich op in de stellige verwachting, dat de doorstoot
van de geallieerden, die een bruggenhoofd boven het Kempenkanaal hadden
gevormd, nieuwe kansen op contact zou bieden. In het bijzonder was
gedacht aan Eindhoven of Helmond. Op 17 September volgde die doorstoot;
Eindhoven werd bevrijd, en zoals eigenlijk wel verwacht werd: het Bijzonder
Apparaat bleef werken. Charles (Lex) gaf aan de zijde van het bezette gebied
de berichten door, en de Eindhovense Eduard was het, die in het bevrijde
gebied ze opving en in samenwerking met de Nederlandse
inlichtingendienst aan de intelligence-officieren van het 2e Britse leger ter
hand stelde. Deze waren zeer verrast, niet alleen vanwege dit soort
communicatie, maar ook door het gehalte der rapporten. Inderdaad, de
combinatie was een heel bijzondere. Urenlang duurden de gesprekken,
waarin Charles de ingekomen berichten doorgaf. Zij bevatten een getrouwe
weergave van de verdedigingswerken en vernielingen, en gaven een beeld
van de bewegingen, en soms ook plannen, der terugtrekkende Duitse
troepen in het nog bezette gedeelte van Brabant. Maar niet slechts het
onmiddellijke frontgebied werd belicht, al had dat de primaire
belangstelling der geallieerden; ook de berichten over de gedragingen en
bewegingen der Duitse troepen in Holland kwamen door. Zonder
overdrijving kan gezegd worden dat, globaal genomen, van de militaire
situatie hier te lande voortaan aan de geallieerden niets meer ontging, en
dat elke Duitse beweging van enige betekenis in korte tijd was overgebracht.
Aan het einde van de maand oktober kwamen de geallieerde troepen in
actie om West-Brabant te bevrijden. Het B.A. verrichtte stug zijn werk, en
naar Engelse officieren verklaard hebben heeft het aan duizenden
geallieerden het leven gered.”
Eind van dat jaar begaven de lijnen het definitief en was het uit met het
telefonisch contact. Begin 45 was er bij de geallieerden meer behoefte aan
informatie over de troepenbewegingen in West Duitsland. Daaruit ontstond
het zgn West-Duitsland plan. Aan Charles (echte naam A.E. Lindo) en Jan van
Zeeland (echte naam J.P. van Alten) werd gevraagd aan de opzet van deze
dienst te werken. Ze werden als agenten van de Binnenlandse Inlichtingen
uitgezonden. De tocht naar Duitsland zou via de crosslinie vanuit Lage
Zwaluwe naar bezet gebied gaan.
Na enige vergeefse pogingen gingen ze uiteindelijk in de nacht van 18 op 19
maart bij toeval in verschillende boten richting Sliedrecht. Beide tochten,
werden op dezelfde nacht ondernomen maar hadden een geheel andere
afloop en werden daardoor zo verschillend beleefd (zie ook de tocht van Van
Alten met Koos Hoevenaar elders op deze website).
Hieronder volgt het relaas van de tocht van Lex Lindo, Liet en Wim Westra
Hoekzema met Aaike van Driel zoals beschreven in het boek “Biesbosch
crossings”[2] .
DE LAATSTE CROSSING VAN AAIKE VAN DRIEL.
“Liet en Wim Westra Hoekzema en Lex Lindo werden als agenten van het
Bureau Inlichtingen uitgezonden naar het toen nog bezette gebied van
Nederland met verschillende opdrachten. Vermeld zij dat een poging één
avond daarvoor mislukte. Op 18 maart 1945 zouden wij met Aaike als
schipper een nieuwe poging wagen Sliedrecht te bereiken. De crossing had
aanvankelijk een normaal verloop, zij het dat de weersomstandigheden (de
stand van de maan en het tij) niet gunstig waren en dat al spoedig bleek dat
de boot lek was, zodat regelmatig gehoosd moest worden. Toen we ter
hoogte van de Kop van het Land waren, omstreeks het punt waar zich aan
weerskanten van de rivier Duitse wachtposten bevonden, kwam een aantal
boten ons tegemoet. Dit bleken zogenaamde 'wilde crossers' te zijn. Als ik me
goed herinner, waren het vier boten met ongeveer 20 personen. Deze werden
opgemerkt door de Duitsers. Er volgde een beschieting en we hoorden direct
een of meer stormboten. Aaike liet zich onmiddellijk terugdrijven en dook de
kant in. Wij kwamen terecht bij het punt waar we de vorige avond ook
gelegen hadden. Het schieten werd steeds heviger en op een afstand van
naar schatting 30 a 40 meter zagen we een boot met wilde crossers
eveneens beschutting zoeken. In deze boot zaten mensen die gilden: 'Help,
help, moeder'. 'niet schieten' enzovoorts. Deze boot werd door de Duitsers
geënterd, de inzittenden werden gevangen genomen en weggevoerd. Even
later kwam de stormboot weer terug en bleef zoeken. Ook de andere boten
werden ontdekt en afgevoerd. Men bleef daar nog enige tijd rondvaren en
wij dachten dat we ook ieder moment ontdekt zouden worden.
Na verloop van tijd werd het rustig op het water en op een gegeven moment
besloot Aaike te trachten Lage Zwaluwe weer te bereiken en ging terug. Dit
ging goed tot we ter hoogte van de samenstroming van de Nieuwe Merwede
en de Amer kwamen. Aaike zei 'nu hebben we het gehad, we zijn er door’ en
op dat moment hoorden we de motor van een boot en keken vrijwel
onmiddellijk in de lopen van een aantal op ons gerichte wapens van de
bemanning van een stormboot. Deze had kennelijk liggen wachten of er
wellicht nog een boot zou trachten te ontkomen. We werden geënterd, een
Duitser stapte bij ons in de boot en we werden naar de Kop van het Land
gesleept door de stormboot. Daar aangekomen werden we gefouilleerd,
verhoord en 's morgens met de gevangen genomen wilde crossers naar Oud-
Beijerland gebracht. Op een boerenwagen werd alle bagage van de wilde
crossers gedeponeerd, daarop moest Liet gaan liggen en achterop de wagen
lag een Duitser met een machinegeweer. Achter de wagen werden Aaike, Lex
en Wim opgesteld en daarachter de wilde crossers.
Om ons heen liep nog een aantal Duitsers met de geweren in de aanslag. In
Oud-Beijerland aangekomen, werden we overgegeven aan de
Feldgendarmerie, die in een school was ondergebracht. Na enkele dagen
werden Aaike en de inzittenden van zijn boot overgebracht naar de
gevangenis aan de Noordsingel in Rotterdam en overgedragen aan de
geheime Feld-polizei. Na onze arrestatie was er geen of nauwelijks
mondeling contact. Dit stonden de Duitsers niet toe. Het bleef bij een blik
van verstandhouding. In de gevangenis aan de Noordsingel in Rotterdam
zaten Aaike, Lex en Wim in cellen naast elkaar en Liet aan de overzijde. Lex
en Wim hadden veel contact middels klopsignalen. Met Aaike was dit -
volgens Lex- erg moeilijk. Hij zat namelijk in een cel tussen Aaike en Wim.
Wij zijn enkele malen met z'n drieën gelucht in een afgesloten, met gaas
overdekte ruimte. Dit was de enige gelegenheid voor een persoonlijk contact
tijdens onze gevangenschap. We werden afgeluisterd, dus het gesprek
beperkte zich tot algemeenheden. Aaike zei niet veel en maakte een erg
introverte, doch berustende indruk. Uit niets is mij toen gebleken dat hij in
Rotterdam, tijdens de verhoren, is mishandeld. Na enige tijd is Aaike ik weet
niet meer wanneer dit was - naar elders overgebracht. Later bleek dat hij was
overgebracht naar de gevangenis aan het Wolvenplein te Utrecht. Daar zijn
Aaike en Kees -die thuis was opgepakt- vaak en langdurig verhoord en op
gruwelijke wijze mishandeld en -zoals bekend- tenslotte op 30 april 1945 op
'Fort De Bilt' gefusilleerd. Liet, Wim en Lex zijn in april 1945 overgebracht
naar de strafgevangenis in Scheveningen en na de capitulatie in vrijheid
gesteld.”
Na de oorlog werden aan Lex Lindo het Bronzen Kruis en de Kings Medal for
Courage in the cause of Freedom toegekend:
Uitreiking van de Kings Medal for Courage door de Engelse Ambassadeur:
Bovenstaand verhaal werd opgetekend door Mark Lindo, zoon van
Lex Lindo
Referenties:
[1] Albrecht Meldt zich; uitgave van Zomer&Keunig’s Uitgevers Mij, Wageningen.
[2] Biesbosch Crossings 1944-1945; P. van den Hoek, uitgever Kok Voorhoeve.