Alexander Edward Lindo

Hij werkte als jong ingenieur bij de Provinciale Noord Brabantse

Elektriciteits Maatschappij (PNEM). De PNEM had een eigen telefoonnet over

heel Brabant dat ook met andere gelijksoortige netten verbonden kon

worden.

Lex trad begin 1944 toe tot de groep Albrecht, één van de belangrijkste

inlichtingengroepen op militair gebied in Nederland. Van de Zuid-

Nederlandse tak was hij plaatsvervangend leider.

Lex heeft er eind van de zomer 44 voor gezorgd dat dit net ter beschikking

kwam van groep Albrecht en dit werd het “bijzonder apparaat” (BA)

genoemd. Hij verzamelde inlichtingen en gaf ze door aan de geallieerden.

Behalve het gemak van zo’n verbinding kwam die ook heel gelegen in die

periode omdat koerierswerk steeds moeilijker werd, het treinverkeer

nagenoeg stillag en ook het bedienen van zenders steeds gevaarlijker werd

door het mogelijk uitpijlen.

Hoogtepunt van het BA was dat op een gegeven moment rechtstreeks

contact verkregen werd met het Amerikaanse leger toen dat in Maastricht

aankwam. Zo konden alle spionageberichten uit het land via een centraal

punt (Raamsdonkveer, waar mijn vader zat) worden doorgezonden naar de

geallieerden. Na een korte onderbreking van de contacten via deze

verbinding werd het contact weer spoedig hersteld.

Daarvan nu een citaat uit het boek: “Albrecht meldt zich”[1]. Lex Lindo

opereerde onder de naam Charles.

EINDHOVEN BEVRIJD CONTACT HERSTELD.

“Alle berichten hoopten zich op in de stellige verwachting, dat de doorstoot

van de geallieerden, die een bruggenhoofd boven het Kempenkanaal hadden

gevormd, nieuwe kansen op contact zou bieden. In het bijzonder was

gedacht aan Eindhoven of Helmond. Op 17 September volgde die doorstoot;

Eindhoven werd bevrijd, en zoals eigenlijk wel verwacht werd: het Bijzonder

Apparaat bleef werken. Charles (Lex) gaf aan de zijde van het bezette gebied

de berichten door, en de Eindhovense Eduard was het, die in het bevrijde

gebied ze opving en in samenwerking met de Nederlandse

inlichtingendienst aan de intelligence-officieren van het 2e Britse leger ter

hand stelde. Deze waren zeer verrast, niet alleen vanwege dit soort

communicatie, maar ook door het gehalte der rapporten. Inderdaad, de

combinatie was een heel bijzondere. Urenlang duurden de gesprekken,

waarin Charles de ingekomen berichten doorgaf. Zij bevatten een getrouwe

weergave van de verdedigingswerken en vernielingen, en gaven een beeld

van de bewegingen, en soms ook plannen, der terugtrekkende Duitse

troepen in het nog bezette gedeelte van Brabant. Maar niet slechts het

onmiddellijke frontgebied werd belicht, al had dat de primaire

belangstelling der geallieerden; ook de berichten over de gedragingen en

bewegingen der Duitse troepen in Holland kwamen door. Zonder

overdrijving kan gezegd worden dat, globaal genomen, van de militaire

situatie hier te lande voortaan aan de geallieerden niets meer ontging, en

dat elke Duitse beweging van enige betekenis in korte tijd was overgebracht.

Aan het einde van de maand oktober kwamen de geallieerde troepen in

actie om West-Brabant te bevrijden. Het B.A. verrichtte stug zijn werk, en

naar Engelse officieren verklaard hebben heeft het aan duizenden

geallieerden het leven gered.”

Eind van dat jaar begaven de lijnen het definitief en was het uit met het

telefonisch contact. Begin 45 was er bij de geallieerden meer behoefte aan

informatie over de troepenbewegingen in West Duitsland. Daaruit ontstond

het zgn West-Duitsland plan. Aan Charles (echte naam A.E. Lindo) en Jan van

Zeeland (echte naam J.P. van Alten) werd gevraagd aan de opzet van deze

dienst te werken. Ze werden als agenten van de Binnenlandse Inlichtingen

uitgezonden. De tocht naar Duitsland zou via de crosslinie vanuit Lage

Zwaluwe naar bezet gebied gaan.

Na enige vergeefse pogingen gingen ze uiteindelijk in de nacht van 18 op 19

maart bij toeval in verschillende boten richting Sliedrecht. Beide tochten,

werden op dezelfde nacht ondernomen maar hadden een geheel andere

afloop en werden daardoor zo verschillend beleefd (zie ook de tocht van Van

Alten met Koos Hoevenaar elders op deze website).

Hieronder volgt het relaas van de tocht van Lex Lindo, Liet en Wim Westra

Hoekzema met Aaike van Driel zoals beschreven in het boek “Biesbosch

crossings”[2] .

DE LAATSTE CROSSING VAN AAIKE VAN DRIEL.

“Liet en Wim Westra Hoekzema en Lex Lindo werden als agenten van het

Bureau Inlichtingen uitgezonden naar het toen nog bezette gebied van

Nederland met verschillende opdrachten. Vermeld zij dat een poging één

avond daarvoor mislukte. Op 18 maart 1945 zouden wij met Aaike als

schipper een nieuwe poging wagen Sliedrecht te bereiken. De crossing had

aanvankelijk een normaal verloop, zij het dat de weersomstandigheden (de

stand van de maan en het tij) niet gunstig waren en dat al spoedig bleek dat

de boot lek was, zodat regelmatig gehoosd moest worden. Toen we ter

hoogte van de Kop van het Land waren, omstreeks het punt waar zich aan

weerskanten van de rivier Duitse wachtposten bevonden, kwam een aantal

boten ons tegemoet. Dit bleken zogenaamde 'wilde crossers' te zijn. Als ik me

goed herinner, waren het vier boten met ongeveer 20 personen. Deze werden

opgemerkt door de Duitsers. Er volgde een beschieting en we hoorden direct