Haar schuil- en bijnamen zoals “ijsblok”, “kat” en “trubbel” zeggen
genoeg. De gevaren van het getijde water, kende zij natuurlijk niet en
ook de zwemkunst, was haar vreemd. Toen een crosser haar daarover
aansprak, antwoordde zij: ”Ik ben niet naar hier gekomen om te
zwemmen, want dan had ik wel een badpak meegenomen”.
Ook was het Riet die na een tocht vanuit het westen in maart 1945 de
eerste voorjaarsbloemen meebracht en spontaan aan H.M. Koningin
Wilhelmina aanbood tijdens haar bezoek aan het reeds bevrijde zuiden.
Hare Majesteit waardeerde deze geste zeer.
Als koerierster heeft Riet tenminste vier keer gebruik gemaakt van de
“Albrecht route” (alle in het voorjaar van 1945). De laatste tocht was half
april. De Merwede was toen door de Duitsers reeds afgesloten d.m.v. een
aantal rijnaken ter hoogte van het Zuidplaatje nabij raaipaal 975. Samen
met “haar crosser” werd de tocht toch volbracht. Het was tevens de
laatste keer dat de “Albrecht route” gebruikt werd. Riet had duidelijk
respect voor de oudere crossers. Zelf beschrijft ze de gemaakte crossings
als de gevaarlijkste daden uit haar oorlogsverleden. De ervaringen
opgedaan tijdens de crossings hadden zoveel indruk op haar gemaakt
dat zij kenbaar had gemaakt dat nadien haar as uitgestrooid diende te
worden op de Nieuwe Merwede. Ondergetekende heeft in
samenwerking met zijn vrouw , alsook met Riets man Gerard en schipper
Gerrit de plechtigheid, samen met 12 familie leden bijgewoond op 21 juni
2004.